Het bedevaartsoord met zijn historische klooster is niet alleen populair bij pelgrims.
Napoleon hief de vrouwenstift in 1808 op en gaf het volledige kloosterbezit in eigendom aan de vorst van Bentheim.
In de 18e en 19e eeuw ontwikkelden zich naast de reeds bestaande dorpskern afzonderlijke nederzettingen, die vooral in het noordelijke deel van het grondgebied doorgroeiden tot in het veengebied. Tijdens de economische bloei na de Tweede Wereldoorlog werden de gebouwen van klooster Wietmarschen een voor een afgebroken. De bewoners van de stift bouwden eigen huizen in de nieuwe woongebieden.
Eind jaren 70 ontwikkelden de politiek verantwoordelijken een concept om de overgebleven vier kloostergebouwen rondom de kerk voor afbraak te behoeden en ze na de restauratie op een zinvolle manier te kunnen gebruiken. Van 1981 tot 1990 investeerde de gemeente Wietmarschen met een flinke financiële injectie van de deelstaat Nedersaksen en het district Grafschaft Bentheim in totaal 2,5 miljoen Duitse mark (1,8 miljoen euro) in het klooster. In het oude bestuursgebouw zijn tegenwoordig een vergaderzaal, een klein museum met kerkelijke en heilige objecten en een boekhandel gevestigd. Het stiftsvrouwenhuis werd omgebouwd tot vier seniorenwoningen. In het 'abdissenhuis' is tegenwoordig het jongerencentrum van de katholieke parochie van Wietmarschen gehuisvest. De personeelswoning werd ingericht als café met een gemoedelijke sfeer.