Naast het klokkengebeier wordt ook het klootschieten als traditie in ere gehouden om een nieuwe periode (winterzonnewende) in te luiden. Het spel met de rollende „kloot" is zeer oud, volkenkundigen denken dat het al duizenden jaren bestaat.
Het spel lijkt op het „Boßeln" uit de Duitse regio Ostfriesland. Deze volkssport werd vroeger vooral in de gemeenten Uelsen en Nordhorn bedreven. Maar ook in de Nederlandse grensregio’s is het klootschieten nog populair, zodat er regelmatig internationale wedstrijden plaatsvinden.
Aan het begin van het nieuwe jaar komen overal in het Grafschaft groepjes mensen bij elkaar voor een gezellig potje klootschieten. Voordat het spel begint, leggen de teams de afstand tussen het begin- en het eindpunt vast. Ook de volgorde van de spelers wordt van tevoren afgesproken. De eerste werper van een team probeert de kloot zover mogelijk op de baan te gooien. De eerste werper van de tegenstander tracht vervolgens de kloot nog verder te gooien. Als dit niet lukt, mag de tweede werper van het team dat achterstaat het proberen. Vervolgens mag de tweede speler van het eerste team weer gooien, als zijn kloot achterligt. Enzovoorts, enzovoorts…
Het team dat in totaal het verst heeft gegooid, heeft gewonnen. Aan het eind van het spel wordt de ‘klootkoning’ gekozen. Hiervoor proberen beide teams een lege schnapsfles om te gooien. Wie als eerste de fles kapot gooit, mag zich klootkoning(in) noemen. Trouwens: bij elk potje klootschieten komen „blindgangers" voor, dit zijn kloten die in greppels vallen of in de bosjes belanden en bijna nooit meer worden teruggevonden. Het zoeken naar deze blindgangers is vermaak op zich! Na de wedstrijd doen alle teams zich tegoed aan een heerlijke maaltijd van boerenkool met worst.